Desistance

Project C: desistance bij wetsovertreders met een psychiatrische problematiek

Doctoranda: Sofie Van Roeyen
Promotor: Prof. dr. Freya Vander Laenen
Co-promotor: Prof. dr. Eric Broekaert

Achtergrond – Traditioneel ligt de focus van criminologische onderzoek op de processen en factoren die tot criminaliteit leiden en op interventies die criminaliteit en recidivisme willen verlagen. Echter, recent kent de studie van desistance een groei in het criminologisch onderzoeksdomein (Colman & Vander Laenen, 2012; Maruna, 2001). Desistance is een dynamisch en gradueel proces met als resultaat het einde van de criminele carrière (Laub & Sampson, 2001; Maruna, 2001). Eerder desistance onderzoek concentreerde zich voornamelijk op de algemene daderpopulatie. Toch zijn er een aantal specifieke dadergroepen die reeds apart bestudeerd werden, zoals daders van seksuele misdrijven (zie als voorbeeld, Laws & Ward, 2011) en druggebruikers (zie als voorbeeld, Best, Ghufran, Day, Ray, & Loaring, 2008; Colman & Vander Laenen, 2012). Tot op heden is er nog geen onderzoek verricht naar desistance specifiek bij wetsovertreders met een psychiatrische stoornis. Aangezien zij sterk vertegenwoordigd zijn in het strafrechtelijk systeem (Vandevelde, Soyez, Vander Beken, De Smet, Boers, Broekaert, 2011), is onderzoek naar hun visie, attitudes en ervaringen enorm belangrijk. Verder zijn de meeste psychiatrische problematieken complex en chronisch, gecombineerd met perioden van acute symptomen (Kessler & Ustun, 2008), en is het denkbaar dat het proces van desistance anders verloopt voor daders met een psychiatrische problematiek dan voor daders zonder een psychiatrische problematiek.

Doel en onderzoeksvragen – De algemene doelstelling van het onderzoek is inzicht verwerven in elementen die wetsovertreders met een psychiatrische problematiek belangrijk vinden in hun proces van stoppen met plegen van criminaliteit. Hierbij worden vier deelvragen onderscheiden: (1) ‘Welke elementen (micro, meso en macro) worden door de onderzoekspopulatie geïdentificeerd?’, (2) ‘Welk gewicht kennen zij toe aan die elementen ?’, (3) ‘Hoe vullen zij deze elementen in?’, en (4) ‘Welke good practices vanuit het strafrechtsysteem, de GGZ, het AWW, … die bijdragen tot deze elementen identificeren verdachten/daders met een psychiatrische problematiek?’. Uiteindelijk wil dit onderzoek leiden tot het ontwikkelen van strategieën om het desistance proces te bevorderen.

Methoden – Het betreft een kwalitatief onderzoek waarbij wetsovertreders met een psychiatrische problematiek centraal staan. Het is een belevingsonderzoek waarbij wordt gefocust op de ervaringen van wetsovertreders met een psychiatrische problematiek. Het onderzoek kan opgedeeld worden in drie te onderscheiden empirische fasen:

  1. Verkennende focusgroepen om een eerste beeld te krijgen van wat wetsovertreders met een psychiatrische problematiek belangrijk achten in hun proces van het stoppen met plegen van criminaliteit. De focusgroepen zijn bovendien bedoeld om het woordgebruik en de mogelijkheden van de onderzoekspopulatie goed te kunnen inschatten.
  2. Diepte-interviews worden gehanteerd in de centrale fase van deze deelstudie. De focus ligt op het inventariseren van elementen die wetsovertreders met een psychiatrische problematiek als positief hebben ervaren in hun proces van stoppen met plegen van criminaliteit.
  3. ‘Returning to the field’ focusgroepen zullen als derde fase van deze deelstudie dienen om de resultaten uit de eerdere fasen te verifiëren en te valideren (= returning to the field) en deze te specifiëren in de richting van aanbevelingen voor het strafrechtssysteem, de geestelijke gezondheidszorg en het algemeen welzijnswerk.